Dubbel ambassadeurschap
Denker des Vaderlands geldt als een eretitel, maar ik zie het zelf eerder als de opdracht tot een dubbel ambassadeurschap. Enerzijds wil ik de filosofie vertegenwoordigen in het vaderland, anderzijds het vaderland vertegenwoordigen bij de filosofie.
Het eerste zal ik doen door middel van lezingen, cursussen, artikelen, interviews en media-optredens. Daarin wil ik laten zien dat de filosofie een belangrijke bijdrage kan leveren aan het leven en samenleven in het vaderland. De roeping van de filosofie is niet nieuwe kennis bijbrengen of een zoveelste mening toevoegen aan het palet aan opinies. Filosofie moet vooral helpen feiten en meningen van elkaar te onderscheiden, kaders waarbinnen kennis ontwikkeld wordt te bevragen en het gesprek tussen de verschillende meningen te bevorderen.
Het tweede betekent dat ik de personen en instituties in Nederland die zich bezighouden met filosofie, wil aanspreken op hun betekenis en taak in de eigen samenleving. Ik wil proberen om publieksfilosofie en academische filosofie dichter bij elkaar te brengen. Academische filosofie moet uitgedaagd worden om bij te dragen aan het debat in de eigen gemeenschap; publieksfilosofie moet zich blijven scherpen aan de kritische toets vanuit de academie.
Bij alles wil ik me laten leiden door een devies, dat ik formuleer in vervolg op de motto’s van mijn voorgangers. Zij spraken van ‘tegendenken’ (Hans Achterhuis), ‘meedenken’ (René Gude), ‘tussendenken’ (Marli Huijer), ‘tegen meningen indenken’ (René ten Bos), en ‘publiek denken’ (Daan Roovers). Ik wil me richten op ‘nadenken’. Nadenken impliceert wat mij betreft tenminste twee dingen. Ten eerste en vooral: een stap opzij doen, even tijd nemen, afstand nemen, eerst even nadenken voordat je gaat praten. En ten tweede: de geschiedenis van het denken serieus nemen. Denken bestaat deels uit na-denken wat anderen voor-gedacht hebben.